Zeêuws-Vlaoms volkslied
Uiterlijk
De tekst van 't Zeêuws-Vlaoms volkslied is in 't 'Ollands geschreve.
Het volkslied is 'eschreven in 1917 door ds. J.N. Pattist en J. Vreeken.
- Waar eens 't gekrijs der meeuwen
- Verstierf aan 't eenzaam strand,
- Daar schiepen zich de Zeeuwen
- Uit schor en slik hun land;
- En kwam de stormwind woeden,
- Hen dreigend met verderf,
- Dan keerden zij de vloeden
- Van 't pas gewonnen erf.
- Refrein:
- Van d'Ee tot Hontenisse
- Van Hulst tot aan Cadzand
- Dat is ons eigen landje,
- Maar deel van Nederland.
- Waar eens de zeeën braken,
- Met donderend gedruis
- Daar glimmen nu de daken,
- En lispelt bladgesuis.
- Daar trekt de ploeg de voren,
- Daar klinkt de zicht in 't graan.
- Daar ziet men 't Zeeuwse koren,
- Het allerschoonste staan.
- Daar klappen rappe tongen,
- De ganse lieve dag.
- Daar klinkt uit frisse longen,
- Gejok en gulle lach.
- Daar klinkt de echte landstaal,
- Geleerd uit moeders mond.
- Eenvoudig, zonder omhaal,
- Goed Zeeuws en dus goed rond.
- Daar werd de oude zede,
- Getrouwelijk bewaard.
- En 't huis in dorp en steden,
- Bleef zuiver Zeeuws van aard.
- Daar leeft men zo eendrachtig,
- En vrij van droef krakeel.
- Daar dankt men God almachtig,
- Voor 't toegemeten deel.
- De worstelstrijd met Spanje,
- Bracht ons het hoogste goed,
- De vrijheid door Oranje,
- Betaald met hartebloed.
- Dat goed gaat nooit verloren,
- De Nederlandse vlag,
- Zal wapp'ren van de toren,
- Tot op de jongste dag.